Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

Bij het onderwijs van het Grieksch op de gymnasia kan men drie tijdvakken onderscheiden. Het oudste tijdvak legde het Alexandrijnsche dialect, het zooge. naamde algemeene Grieksch, tot grondslag. Dit was eigenlijk de voortzetting eener oude overlevering; want dit was ongetwijfeld het dialect, dat de Romeinen leerden, wanneer zij zich het Grieksch wilden eigen maken; het was eene schrijftaal, die nergens gesproken werd; het was voor het Grieksch, wat de Siegenbeeksche spelling voor het Hollandsch was.

Het tweede tijdvak is nog niet geheel voorbij, doch loopt, gelijk men zegt, op zijne laatste beenen. Het is het tijdvak, waarin het Attisch heerschappij voert. De groote woordvoerders in dit tijdvak gingen van het denkbeeld uit, dat het meest volmaakte dialect tot grondslag moest genomen worden. Hiervoor is zeker veel te zeggen, maar toch heeft deze methode dit nadeel, dat de geregelde ontwikkeling der taal hierbij wordt over het hoofd gezien en het den schijn heeft, alsof Homerus, Herodotus en zelfs Thucydides verknoeid Attisch bezigden.

Het derde tijdvak is pas begonnen. Het houdt het Attische taalgebruik nog tot grondslag, maar zoekt door vergelijkende taalstudie het Grieksch op te helderen. Deze poging is zeker goed te keuren, al mocht men twijfelen, of deze wijze van taalbeoefening wel voor de onderste klassen der gymnasia geschikt is; maar zij lijdt aan eene innerlijke tegenstrijdigheid, die eene omwenteling doet vooruitzien. Zij houdt zich te gelijk aan eenen zeer ontwikkelden vorm der taa

vast en zoekt naar den oorsprong der taalvormen, die natuurlijk veel vroeger moet gezocht worden. Zij kan, als zij consequent wil zijn, het Attisch niet tot grondslag behouden, maar moet zoo vér mogelijk teruggaan, om de taal in hare eerste, ons bekende ontwikkeling te beschouwen; dat is, zij moet de taal van Homerus tot grondslag nemen en niet de taal der Attische redenaars. Dit is het ideaal van Vader Wijttenbach, die verkondigde, dat men, om goed Grieksch te leeren, de schrijvers in de chronologische volgorde moest lezen, ten einde duidelijk te zien, hoe de latere vormen uit de oudere ontwikkeld waren. Hoe meer deze volgorde gebezigd wordt, hoe meer de vergelijkende taalstudie kan gedijen; maar in de theorie de taalontwikkeling en in de practijk den meest ontwikkelden vorm tot grondslag te nemen, is eene tegenstrijdigheid, die op den duur geene goede uitkomsten kan opleveren.

Amersfoort, 2 Dec. 1880.

D. BURGER.

STAATKUNDE EN GESCHIEDENIS.

KEERZIJDE DER SOCIAAL-DEMOCRATISCHE MEDAILLE.

III.

Voorbereidend materiaal uit onze eeuw.

De geniale, maar al te vroeg aan de kunst ontrukte historieschilder Alfred Rethel wist het wezen der omwenteling, voor zoover daarbij van den hartstocht der blinde volksmenigte sprake is, onder den juisten titel Auch ein Todtentanz in een zestal klassieke compositiën op even meesterlijke als origineele wijze weer te geven, en de dichter Robert Reinick voorzag dezen grootschen arbeid met een toepasselijken tekst. Zeer te recht prijkt de volgende waarschuwing op het titelblad:

»Du Bürger und du Bauersmann,
Schau't recht Euch diese Blätter an!

Da seht Ihr nackt und ohne Kleid

Ein ernstes Bild aus ernster Zeit.
Wohl kommt so Mancher zu Euch her

Als ob's ein neuer Heiland wär',

Und spricht von Macht und Herrlichkeit

Die er für Alle hat bereit;

Ihr glaubt es ihm, weil's Euch gefällt
Schau't her, wie es damit bestellt."

Nauw klinkt van volk tot volk, van huis tot huis, van mond tot mond de holle leus: vrijheid, gelijkheid en broederschap", of de dood (de figuur des maaiers), gewapend met de zeis, treedt op den voorgrond, want voor hem is de ure des oogstes nabij en hij kan zich gerust onder het onstuimig vrouwenkoor mengen, om aan het volk het zwaard te brengen, dat de gebonden gerechtigheid zal ontboeien, de listige leugen van de weegschaal wil nemen en de bonte kokarde der ijdelheid op den fraaien vrijheidshoed gaat plaatsen. Vertreden is het 1881, I. 20

kruis des vredes en vergeten werd de broedermin, de algemeene menschenliefde, zoodat de razernij en de bloeddorst den godsdienst en de macht der beschaving konden vervangen. Nog wordt de welvarende stad met de tallooze rookende schoorsteenen en de zorgvuldig bebouwde landelijke omgeving door de schitterende avondzon verlicht en staat de heerschappij van den arbeid in eere, maar toch vertoont zich reeds in de verte de maaier als de vriend en verlosser des volks, voorafgegaan door een heirleger van kraaien en raven. In de stad neemt hij de gedaante van den onbaatzuchtigen prediker in de woestijn aan en brengt van zaal tot zaal, van bierhuis tot bierhuis, van drukkerij tot drukkerij het nieuwe Evangelie, de waarheid der vrije, internationale republiek. Handig plaatst hij op eene smerige weegschaal eene rijkversierde kroon tegenover een vuilen pijpenkop en tracht te bewijzen, dat beiden gelijke waarde bezitten, zoodat het zwaard naast den pijpenkop de macht naar de zijde des volks doet overhellen. Het volk, verhit door het genot van bier en brandewijn, verblind door den schijn, juicht onder uitbundig gelach en woest getier den nieuwen apostel toe, en terwijl de kaarten nog eens gemengd worden en ruwe kwinkslagen de gemoederen prikkelen, is het volk bereid te volgen, want het vertrouwt blindelings den zegsman.

De held der revolutie, de dood, doet afstand van het zwaard der volksjustitie en grijpt naar het bloedroode vaandel; straks verrijzen overal barricaden en begint de strijd om het gezag. Met bloed ge

doopt, door bloed als het ware geteekend en in bloed gesmoord, herkent het volk te laat in den maaier het symbool des doods, en terwijl weeklagende vrouwen en kinderen de misleide gevallenen beweenen en de sociale ellende alleen achtergebleven is, rijdt de dood vergenoegd naar huis, om aan de wereld eene kleine pauze te gunnen en later dit spel te hervatten, zoodra een ander geslacht onder dezelfde holle leus weder hetzelfde tafereel verlangt. En de onontbeerlijke moraal?

>> Als Leichen ja! da sind wir gleich,
Nicht hoch noch tief, nicht arm noch reich!
O Freiheit, wer führt dich herbei?
Nicht Mord und nicht der Laster Schrei,
Nur wann erstickt der Selbstsucht Glüh'n

Wirst du in Herrlichkeit erblüh'n!

Und Gleichheit! Bringt sie nur der Tod?

Nein! Allen strahlt ein Morgenroth.

Ja, glaubt, die Guten sind sich gleich,

Ob hoch, ob tief, ob arm, ob reich.

Du Bruderliebe, Bürgerhort,
Der reinsten Lehre reinstes Wort!
Geschändet hat man dich, entehrt,
Zur Mörderfackel dich verkehrt;
Vom Himmel nahmst du deinen Lauf,
Zum Himmel flamme freudig auf
In reiner That, ein heil'ger Brand!
So segne Gott das Vaterland!"

Lassalle verdeelt overeenkomstig de grondgedachte der philosophie van Hegel de wereldgeschiedenis in drie verschillende perioden, waarvan de beide eersten tegenstellingen vormen, terwijl de laatste alle blij vende elementen in zich bevat, derhalve een duurzaam karakter moet bezitten. Elke geschiedkundige ontwikkeling is te voorschijn gekomen uit of liever ontsproten aan de idee der gemeenschap, en zonder gemeenschap als grondslag is geene beschaving denkbaar. De oude wereld en de middeleeuwen zochten de menschelijke solidariteit of het wezen der gemeenschap in gebondenheid, onderwerping en gehoorzaamheid. De Fransche revolutie van 1789 en de door haar beheerschte historische periode zochten de vrijheid in de oplossing van elke solidariteit en gemeenschap, hoewel vrijheid zonder gemeenschap willekeur is. De moderne tijd, die van 1848 dateert, streeft naar solidariteit, verbonden met de vrijheid.

Nemen wij aan, dat deze grondgedachte juist is, zoo blijft daarom toch de indeeling nog niet minder gezocht. Tegenover de oude wereld en de middeleeuwen staat, indien wij beiden als één geheel beschouwen, uitsluitend de moderne historische periode, die met de Fransche revolutie van 1789 begint, in 1848 zich verder ontwikkelde en nog gedurende eene niet voor nadere bepaling vatbare reeks van jaren onze maatschappij zal beheerschen. Het zou zeer eigenaardig en merkwaardig zijn, drie perioden van gelijke historische beteekenis aan te nemen en voor het begin, de ontwikkeling en het einde der tweede periode ternauwernood zestig jaren te berekenen. Op de solidariteit in gebondenheid volgt in elk geval de trapsgewijze oplossing, die niet alleen door gewelddadige botsingen voorgesteld mag worden. Als toestand van overgang geldt derhalve de heerschappij van het individualisme met de verkrijging en bevestiging der politieke emancipatie. Eerst uit die vrijheid kan volgens het wezen der historische evolutie de sociale consolidatie of het herstel der gemeenschap, verbonden met de vrijheid, te voorschijn komen.

Niemand zal beweren, dat de vormen voor de vrijheid in gemeenschap reeds gevonden zijn, en velen zullen erkennen, dat het worstelen der lagere volksklasse naar sociale consolidatie, alvorens zij rijp is, om de vrijheid te kunnen dragen, tot nog toe meer eene reactionnair-revolutionnaire, gelijk in de middeleeuwen, dan eene werkelijk vooruitgaande beweging genoemd moet worden en dat wij ten opzichte der ontwikkeling van de moderne historische periode nog in de kinderschoenen staan. Juist daarom is de eigenlijke sociale quaestie in den uitge breidsten zin eene zaak van volksbeschaving of opvoeding. Van eene sociale leer als wetenschap is slechts zelden sprake en of zij daarvoor vatbaar is, moet zelfs nog blijken. Terwijl wij ten opzichte der sedert 1789 ontstane beweging ter verkrijging der politieke emancipatie op enkele welgeslaagde proefnemingen kunnen wijzen en hier en daar nieuwe, voor verdere ontwikkeling vatbare vormen zijn ontstaan

« AnteriorContinuar »