Imágenes de páginas
PDF
EPUB

6 En zeggende: Heere! mijn knecht ligt te huis geraakt, en lijdt zware pijnen.

7 En Jezus zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen.

8 En de hoofdman over honderd antwoordende zeide: Heere! ik ben | niet waardig, dat gij onder mijn dak zoudt inkomen, maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden.

6 And saying, Lord, my servant lieth at home sick of the palsy, grievously tormented.

7 And Jesus saith unto him, I will come and heal him.

8 The centurion answered and said, Lord, I am not worthy that thou shouldest come under my roof: but speak the word only, and my servant shall be healed.

9 For I am a man under authority, having soldiers under me: and I say to this man, Go, and he goeth; and to another, Come, and he cometh; and to my servant, Do this, and he doeth it.

9 Want ik ben ook een mensch onder de magt van anderen, hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijnen dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. 10 Jezus nu, dit hoorende, heeft 10 When Jesus heard it, he marzich verwonderd, en zeide tot de-velled, and said to them that folgenen, die hem volgden: Voorwaar|lowed, Verily I say unto you, I zegge ik u, ik heb zelfs in Israël have not found so great faith, no, zoo groot een geloof niet gevonden. not in Israel. 11 Doch ik zegge u, dat velen zullen komen van Oosten en Westen, en zullen met Abraham, en Isaäk, en Jakob, aanzitten in het koningrijk der hemelen;

12 En de kinderen des koningrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis: aldaar zal weening zijn, en knersing der tanden.

13 En Jezus zeide tot den hoofdman over honderd: Ga henen, en u geschiede gelijk gij geloofd hebt. En zijn knecht is gezond geworden te dierzelver ure.

14 En Jezus, gekomen zijnde in het huis van Petrus, zag zijn vrouws moeder te bedde liggen, nebbende de koorts.

15 En hij raakte hare hand aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden.

16 En als het laat geworden was, hebben zij velen, van den duivel bezeten, tot hem gebragt, en hij wierp de booze geesten uit met den woorde, en hij genas allen, die kwalijk gesteld waren.

17 Opdat vervuld zoude worden,

11 And I say unto you, That many shall come from the east and west, and shall sit down with Abraham, and Isaac, and Jacob, in the kingdom of heaven:

12 But the children of the king. dom shall be cast out into outer darkness: there shall be weeping and gnashing of teeth.

13 And Jesus said unto the centurion, Go thy way; and as thou hast believed, so be it done unto thee. And his servant was healed in the self-same hour.

14 T And when Jesus was come into Peter's house, he saw his wife's mother laid, and sick of a fever.

15 And he touched her hand, and the fever left her and she arose, and ministered unto them.

16 ¶ When the even was come, they brought unto him many that were possessed with devils: and he cast out the spirits with his word, and healed all that were sick;

17 That it might be fulfilled which dat gesproken was door Jesaja, | was spoken by Esaias the prophet,

den profeet, zeggende: Hij heeft | saying, Himself took our in irmi. onze krankheden op zich genomen, ties, and bare our sicknesses.

en onze ziekten gedragen.

18 En Jezus, vele scharen ziende rondom zich, beval aan de andere zijde over te varen.

,19 En daar kwam een zeker schriftgeleerde tot hem, en zeide tot hem: Meester! ik zal u volgen, waar gij ook henengaat.

20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des menschen heeft niet, waar hij het hoofd nederlegge.

21 En een ander uit zijne discipelen zeide tot hem: Heere! laat mij toe, dat ik eerst henenga, en mijnen vader begrave.

22 Doch Jezus zeide tot hem: Volg mij, en laat de dooden hunne dooden begraven.

23 En als hij in 't schip gegaan was, zijn hem zijne discipelen gevolgd.

24 En ziet, daar ontstond eene groote onstuimigheid in de zee, alzoo dat het schip van de golven bedekt werd doch hij sliep.

25 En zijne discipelen, bij hem komende, hebben hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan!

26 En hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingeloovigen? Toen stond hij op, en bestrafte de winden en de zee; en daar werd groote stilte.

[ocr errors]

18 Now when Jesus saw great

multitudes about him, he gave commandment to depart unto the other side.

19 And a certain scribe came, and said unto him, Master, I will follow thee whithersoever thou goest.

20 And Jesus saith unto him, The foxes have holes, and the birds of the air have nests; but the Son of man hath not where to lay his head.

21 And another of his disciples said unto him, Lord, suffer me first to go and bury my father.

22 But Jesus said unto him, Follow me; and let the dead bury their dead.

23 ¶ And when he was entered into a ship, his disciples followed him.

24 And behold, there arose a great tempest in the sea, insomuch that the ship was covered with the waves: but he was asleep.

25 And his disciples came to him, and awoke him, saying, Lord, save us: we perish.

26 And he saith unto them, Why are ye fearful, O ye of little faith? Then he arose, and rebuked the winds and the sea; and there was a great calm.

27 En de menschen verwonder- 27 But the men marvelled, sayden zich, zeggende: Hoedanig eening, What manner of man is this, is deze, dat ook de winden en de that even the winds and the sea zee hem gehoorzaam zijn!

28 En als hij aan de overzijde was gekomen in het land der Gergesénen, zijn hem twee, van den duivel bezeten, ontmoet, komende uit de graven, die zeer wreed waren, alzoo dat niemand door dien weg konde voorbijgaan.

29 En ziet, zij riepen, zeggende: Jezus, gij Zone Gods! wat hebben wij met u te doen? Zijt gij

obey him!

28 T And when he was come to the other side, into the country of the Gergesenes, there met him two possessed with devils, coming out of the tombs, exceeding fierce, so that no man might pass by that way.

29 And behold, they cried out, saying, What have we to do with thee, Jesus, thou Son of God? art

hier gekomen, om ons te pijnigen thou come hither to torment us vóór den tijd? before the time?

30 En verre van hen was eene kudde veler zwijnen, weidende.

31 En de duivelen baden hem, zeggende: Indien gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen.

32 En hij zeide tot hen: Gaat henen. En zij, uitgaande, voeren henen in de kudde zwijnen; en ziet, de geheele kudde zwijnen stortede van de steilte af in de zee, en zij stierven in 't water.

33 En die ze weidden, zijn gevlugt; en als zij in de stad gekomen waren, boodschapten zij alle deze dingen, en wat den bezetenen geschied was.

34 En ziet, de geheele stad ging uit, Jezus te gemoet; en als zij hem zagen, baden zij, dat hij uit hunne landpalen wilde vertrek

ken.

[blocks in formation]

30 And there was a good way off from them an herd of many swine, feeding.

31 So the devils besought him, saying, If thou cast us out, suffer us to go away into the herd of swine.

32 And he said unto them, Go. And when they were come out, they went into the herd of swine: and behold, the whole herd of swine ran violently down a steep place into the sea, and perished in the waters.

33 And they that kept them, fled, and went their ways into the city, and told every thing; and what was befallen to the possessed of the devils.

34 And behold, the whole city came out to meet Jesus: and when they saw him, they besought him that he would depart

out of their coasts.

[blocks in formation]

2 And behold, they brought to him a man sick of the palsy, lying on a bed and Jesus, seeing their faith, said unto the sick of the palsy, Son, be of good cheer; thy sins be forgiven thee.

3 And behold, certain of the scribes said within themselves, This man blasphemeth.

4 And Jesus, knowing their thoughts, said, Wherefore think ye evil in your hearts?

5 For whether is easier to say, Thy sins be forgiven thee; or to say, Arise, and walk?

6 But that ye may know that the Son of man hath power on earth to forgive sins, (then saith he to the sick of the palsy,) Arise, take

raakte): Sta op, neem uw bed op, en ga henen naar uw huis. 7 En hij, opgestaan zijude, ging henen naar zijn huis.

8 De scharen nu, dat ziende, hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zoodanige magt den menschen gegeven had.

9 En Jezus, van daar voortgaande, zag een' mensch in het tolhuis zitten, genaamd Mattheüs; en zeide tot hem: Volg mij. En hij, opstaande, volgde hem.

10 En het geschiedde, als hij in het huis van Mattheus aanzat: ziet, vele tollenaars en zondaars kwamen en zaten mede aan, met Jezus en zijne discipelen.

11 En de pharizeën, dat ziende, zeiden tot zijne discipelen: Waarom eet uw meester met de tollenaren en zondaren?

12 Maar Jezus, zulks hoorende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn.

13 Doch gaat henen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want ik ben niet gekomen, om te roepen regtvaardigen, maar zondaars tot bekeering. 14 Toen kwamen de discipelen van Johannes tot hem, zeggende: Waarom vasten wij en de pharizeën veel, en uwe discipelen va

sten niet.

15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruilofts-kinderen treuren, zoo lang de bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen, wanneer de bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.

16 Ook zet niemand eenen lap ongevold laken op een oud kleed; want deszelfs aangezette lap scheurt af van het kleed, en daar wordt eene erger scheure.

17 En men doet geenen nieuwen wijn in oude lederen zakken; anders zoo bersten de lederen zakken,en de wijn wordt uitgestort, en de lederen

up thy bed, and go unto thine house.

7 And he arose, and departed to his house.

8 But when the multitude saw it, they marvelled, and glorified God, which had given such power unto

men.

9 And as Jesus passed forth from thence, he saw a man named Matthew, sitting at the receipt of custom: and he saith unto him, Follow me. And he arose, and

followed him.

10 And it came to pass, as Jesus sat at meat in the house, behold, many publicans and sinners came and sat down with him and his disciples.

11 And when the Pharisees saw it, they said unto his disciples, Why eateth your Master with pub licans and sinners?

12 But when Jesus heard that, he said unto them, They that be whole need not a physician, but they that are sick.

13 But go ye and learn what that meaneth, I will have mercy, and not sacrifice: for I am not come to call the righteous, but sinners to repentance.

14 Then came to him the disciples of John, saying, Why do we and the Pharisees fast oft, but thy disciples fast not?

15 And Jesus said unto them, Can the children of the bridechamber mourn, as long as the bridegoom is with them? but the days will come, when the bridegroom shall be taken from them, and then shall they fast.

16 No man putteth a piece of new cloth unto an old garment: for that which is put in to fill it up, taketh from the garment, and the rent is made worse.

17 Neither do men put new wine into old bottles: else the bottles break, and the wine runneth out, and the bottles perish: but they

zakken verderven; maar men doet | put new wine into new bottles, and nieuwen wijn in nieuwe lederen both are preserved. zakken, en beide te zamen worden behouden.

18 Als hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad hem, zeggende: Mijne dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg uwe hand op haar, en zij zal leven.`

19 En Jezus, opgestaan zijnde, volgde hem, en zijne discipelen. 20 (En ziet, eene vrouw, die twaalf jaren het bloedvloeijen gehad had, komende tot hem van achteren, raakte den zoom zijns kleeds aan;

21 Want zij zeide in zich zelve : Indien ik alleenlijk zijn kleed aanraak, zoo zal ik gezond worden. 22 En Jezus, zich omkeerende en haar ziende, zeide: Zijt welgemoed, dochter! uw geloof heeft u behouden. En de vrouw werd gezond van dezelve ure af.)

23 En als Jezus in het huis des oversten kwam, en zag de pijpers en de woelende schare,

24 Zeide hij tot hen: Vertrekt; want het dochterken is niet dood, maar slaapt. En zij belachten hem.

25 Als nu de schare uitgedreven was, ging hij in, en greep hare hand; en het dochterken stond op. 26 En dit gerucht ging uit door het geheele land.

27 En als Jezus van daar voortging, zijn hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: Gij Zone Davids! ontferm u onzer !

28 En als hij in huis gekomen was, kwamen de blinden tot hem. En Jezus zeide tot en: Gelooft gij, dat ik dat doen kan? Zij zei den tot hem: Ja, Heere!

29 Toen raakte hij hunne oogen aan, zeggende: U geschiede naar uw geloof.

30 En hunne oogen zijn geopend

[ocr errors]
[blocks in formation]

25 But when the people were put forth, he went in, and took her by the hand, and the maid arose.

26 And the fame hereof went abroad into all that land. 27 And when Jesus departed thence, two blind men followed him, crying, and saying, Thou son of David, have mercy on us.

28 And when he was come into the house, the blind men came to him and Jesus saith unto them, Believe ye that I am able to de this? They said unto him, Yea, Lord.

29 Then touched he their eyes, saying, According to your faith, be it unto you.

30 And their eyes were opened

« AnteriorContinuar »